Verslagen van HSC 1
Ronde 9 (20 april): De Baronie 1 - HSC 1 (door Hugo Faber)
Afgelopen zaterdag werd het een zenuwslopende laatste wedstrijd tegen de Baronie uit Breda. Als we zouden winnen, dan zou dat voldoende zijn om 6e in de poule te blijven en daarmee niet te degraderen. Ik hield er echter wel degelijk rekening mee dat we in de wedstrijd een 4-4 zouden moeten forceren wanneer het niet lekker zou lopen. Om niet bij de slechtste 2 nummers 7 van de 3e
klasse te eindigen, zou dat voldoende zijn. Dat was niet mathematisch zeker, maar wel 'zeer waarschijnlijk'. Het liep dus echter niet.....
Gerard berichtte me afgelopen dinsdag dat hij ziek was en niet wist of hij de wedstrijddag beter zou zijn. Ik vond Jean-Paul bereid om in te vallen, want Gerard zou die dag inderdaad niet beter zijn en spelen met een niet fitte Gerard zou ook een groot risico inhouden.
We begonnen met een aantal remises van Ruben, Bart, Johan en mij. Daarvan sprong de remise van Ruben wel op een bepaalde manier in het oog. Als 'thuisspeler' kon hij met de fiets naar de speellocatie. Hij arriveerde daar als laatste, maar was ook weer als eerste klaar in 16 zetten. Ook eerder genoemde personen wilden wel meer, maar dat lukte niet echt. Dat kun je ook een verdienste (Baronie stond laatste in de poule) van de Baroniespelers noemen.
Gachatur wist zich aan dit remisevirus te onttrekken en deed onverstoorbaar waar hij het hele seizoen al mee bezig was: gewoon winnen van minder geratete tegenstanders. Hij kwam een stuk voor te staan op een open koningsvleugel. Dat leek op het eerste gezicht door zwart terug gewonnen te kunnen worden, maar dat was niet zo. Daarna was het een kwestie van uitverdedigen.
Bij Paul ging het echter niet goed. Na een Siciliaanse Sveshnikov-variant (die Paul eigenlijk niet gewild had), kreeg zwart het betere spel. Hij won een kwaliteit en dwong Paul tot dameruil. Dat leidde tot
een loper tegen toreneindspel met wederzijdse pionnen, waarin Paul uiteraard kansloos was.
Jean-Paul kreeg een moeilijke maar niet onoverkomelijke stelling. Wit richtte een aanval op het midden, terwijl Jean-Paul een zwarte vrijpion had. Daarmee had hij zin tegenstander in moeilijkheden kunnen brengen, want zijn vrijpion stond op d4 en een zwarte loper op e2 kon een opmars d4-d3-d2-d1 ondersteunen. Hij zette die pion echter iets te laat in beweging, waardoor hij het moeilijker kreeg en wat hem dus ook meer tijd kostte. Jammer daarbij was, dat hij pardoes door zijn vlag ging (met nog zo'n 10 zetten te gaan).
We waren dus zowaar op achterstand geraakt en nu trad het scenario dus in dat we een gelijkspel eruit moesten slepen. Pim had deze ondankbare taak.
De partij van Pim werd na het afslaan op de damevleugel en het afruilen van stukken getaxeerd als veelbelovend voor Pim. Het werd echter nog een heel gevecht, waarin Pim met zijn lang gerokeerde koning naar rechtsboven op het bord verplaatste. Daarmee nam hij wel het risico van een mogelijk ondekbaar mat, maar zijn tegenstander taalde daar niet naar. Daarna offerde Pim zijn paard tegen een pion en dat leek ook nog goed: zwart haalde met zijn pion het paard op maar Pim kreeg pionnen op e6 en f6. Dat zou toch voldoende moeten zijn. Daarna ging het echter mis. Wit ging met een pion naar voren en offerde toen zijn toren voor een loper. Zwart had nu 2 torens tegen 1 toren, maar Pim had nog wel pionnen. Het einde van het liedje was dat de extra toren werd terug geofferd en er een toren met h-pion tegen toren (Pim) eindspel overbleef. Zwart was aanvankelijk op weg om dit naar winst om te zetten door Pims koning af te snijden en de bekende "brug" te gaan vormen. Dat van die brug deed hij uiteindelijk niet. Merkwaardig genoeg ging hij met zijn koning voor de inmiddels opgerukte h-pion staan. Toen haalde Pim simpel remise door de koning in zijn hoek vast te zetten.
Daarmee hadden we dus de wedstrijd verloren! Die avond probeerde ik en met mij een hele buslading schakers via de Netstand-site te achterhalen of we 'veilig' waren. Het was dan ook niet verbazingwekkend dat de site even plat lag. Na talloze malen de F5-toets te hebben gebruikt, werd achtereenvolgens het volgende duidelijk: de nr 7 in poule 3F waren we voorgebleven - de nr 8 in onze poule 3G, Kempen Combinatie, had verloren - de nr 7 in poule 3B had echter gewonnen! Daarmee waren we afhankelijk geworden van de eerder gespeelde wedstrijd in onze eigen poule, te weten: Zuid-Limburg 3 (nr 7 in onze poule) - Zuid-Limburg 4. Uiteindelijk appte Johan ons de verlossende uitslag: 3.5 - 4.5. En daarmee hebben we onze 6e plaats behouden en ons gehandhaafd!
De Baronie 1 (1914) | HSC 1 (2056) | 4½ - 3½ |
Jasper Willeboordse (1940) | Gachatur Kazarjan (2213) | 0 - 1 |
Sebastiaan Dijksman (1985) | Bart Dekker (2144) | ½ - ½ |
Carlos Hemmers (1948) | Ruben Venis (2126) | ½ - ½ |
Rob van Berkel (1939) | Johan Wuijts (2070) | ½ - ½ |
Willem van der Linden (1925) | Pim Blijlevens (1928) | ½ - ½ |
Frank de Jong (1910) | Hugo Faber (1937) | ½ - ½ |
Bas Beijer (1799) | Paul van Asseldonk (1974) | 1 - 0 |
Kees Ooms (1865) | Jean-Paul Fransen (-) | 1 - 0 |
Ronde 8 (23 maart): HSC 1 - Kempen Combinatie 1 (door Hugo Faber)
Afgelopen zaterdag hebben we een zeer welkome overwinning behaald op een van onze medeconcurrenten voor de onderste plaatsen, te weten Kempen Combinatie 1. We waren inmiddels in de degradatiezone beland met een 8e plaats in de rangschikking (door versterkte degradatie). Het was dus zaak om daar onmiddellijk wat aan te gaan doen en zo verschenen we - gelukkig - op volle sterkte voor de wedstrijd. KC had gevraagd om 1 of 2 partijen vooruit te spelen, maar omdat niemand had afgezegd voor deze dag, konden we daarop dus niet ingaan. Dat was een aderlating voor KC, dat hun topspeler Alan van der Heijden bleek te moeten missen. Dat vergemakkelijkte onze taak natuurlijk wel wat.
Ik was dit keer als eerste klaar. Na een rustig verlopen opening kreeg ik een iets betere pionnenstructuur dan mijn tegenstander, vanwege diens a- en c-pionnen. Ik hoopte daar in een eindspel iets mee te kunnen doen. Zwart nam echter met twee zware stukken bezit van de belangrijke d-lijn en had toen een stevige stelling. Het had geen zin om zijn remiseaanbod te weigeren.
Een tijdje later zag ik plotseling geen bord met stukken meer op de plaats waar Pim zat. Dat zou dus wel remise zijn geworden, concludeerde ik en inderdaad. Na een beetje te hebben meegekeken bij zijn analyse, leek me het een terechte remise. Met dame op h4, paard of f3 en loper op c1, dacht ik dat er met de maneuvre Lh6 gevolgd door Pg5 (indirect mat dreigend op h7) nog wel wat te halen was. Dat viel dus inderdaad tegen.
Gachatur won 'gewoon' weer op bord 1. In een Tarrasch- (ik zeg er niet bij welke) variant kwam hij snel comfortabel te staan en wist de partij naar zich toe te trekken. Vergelijk zijn huidige rating voor de aardigheid eens met die van 2 jaar eerder op 12 maart... tegen jawel de Kempen Combinatie: 1645!
Johan had het als zelfverklaarde "witspeler" dit keer best wel lastig. Hij werd genoodzaakt tot een snelle ruil van stukken en daarbij liep hij een achterstand in ontwikkeling op (volledig onontwikkelde damevleugel) en een geïsoleerde d-pion. Ik was al bang dat dit verkeerd af zou lopen, maar gelukkig wist Johan het remise te houden.
In deze fase volgden de beslissingen elkaar snel op. Gerard was beslissend in zijn partij en bij Paul leek het gevaarlijk, want wit speelde voor het ideale veld d6 (waarmee zwarte dame, toren en loper konden worden aangevallen). Wat wit daarbij voor ogen had, bleek niet te kloppen en zo bleef Paul overeind. In het eindspel met kwaliteit meer had wit nog even een aftrekschaakdreiging via een paard op e6 in de linie van de schaak te geven loper, maar door de koning eenvoudig uit de vuurlinie te halen werd dat probleem opgelost. Inmiddels was de tegenaanval al ingezet en leidde dit tot een punt.
Bart speelde op bord 2, terwijl ik hem via de mail op 3 had gezet (op mijn wedstrijdformulier stond het verkeerd, dus mijn fout). Hij had opnieuw wit en vond dat uiteraard niet erg. Daarom dus: sorry Ruben! De tegenstander van Bart verkreeg, net als die van mij, een verzwakte pionnenstructuur op de damevleugel door pionnen op de a- en c-lijn. Bart wist echter wel het eindspel goed in te gaan (oké, hij won er ook nog een pion bij) en verzilverde dit.
Als laatste kon Ruben - met de zekerheid van de wedstrijdwinst - rustig proberen om zijn toreneindspel met een pion meer te winnen. Jammer genoeg lukte dat niet, maar werd het alles bij elkaar een mooie ruime overwinning van 6-2. Een grote stap naar klassebehoud is hiermee gezet!
HSC 1 (2051) | Kempen Combinatie 1 (1976) | 6 - 2 |
Gachatur Kazarjan (2195) | Huub Schenning (2004) | 1 - 0 |
Bart Dekker (2147) | Paul van Zon (1978) | 1 - 0 |
Ruben Venis (2136) | Morris Schobben (1925) | ½ - ½ |
Johan Wuijts (2089) | Frans Wolferink (2046) | ½ - ½ |
Paul van Asseldonk (1945) | Erik van Eijndhoven (2012) | 1 - 0 |
Hugo Faber (1949) | Rob van de Voort (1974) | ½ - ½ |
Gerard van de Kerkhof (2028) | Tim van Hellemont (1927) | 1 - 0 |
Pim Blijlevens (1922) | Peter Rietra (1940) | ½ - ½ |
Ronde 7 (2 maart): Zuid-Limburg 3 - HSC 1 (door Hugo Faber)
Afgelopen zaterdag mochten we opnieuw naar het verre zuiden van Limburg afreizen voor een treffen met Zuid-Limburg 3. Er was hoop dat we het eind van de middag met de winst naar huis terug zouden keren, maar het werd net geen winst.
Pim was dit keer vroeg klaar (geen toreneindspelletje dus). Dat verraste me een beetje omdat zijn tegenstander al vroeg g2-g4 speelde in de partij en ik moet de eerste schaker nog tegenkomen die zoiets met vredelievende bedoelingen uitvoert. Toch had hij (niet Pim dus) wel degelijk het remiseaanbod gedaan. Omdat het op de overige borden wel goed ging, zag Pim geen aanleiding om dit te weigeren.
Daarna volgde Ruben met een remise.
Paul speelde een variant tegen het Frans die ik ook zelf speel. Met een loperoffer op h7 gevolgd door Pg5+ (dat ook in de aanbieding werd gedaan, maar niet genomen kon worden wegens een beslissende inval over de h-lijn) leek het erg op een eerdere winstpartij van mij. Het ging hier wat anders. Paul nam wat gas terug om de aanval voor te bereiden en zwart dacht toen dat het ergste al voorbij was en besloot zelf via b2 binnen te vallen met een dame. Die kwam later op de tocht te staan toen Paul met een damezet 2 dreigingen verzorgde: aanval op de ongedekte koningsvleugelpion g6 en insluiting van de dame op b2. Dat leidde dus tot een opgave van zwart.
Gachatur kwam goed uit de opening, zo goed zelfs dat zwart na lange rokades van beide kanten al minder stond. Het was toen erg snel afgelopen. Mooi winstpunt voor Gachatur.
Met mijn eigen vorm is het nog steeds kwakkelen geblazen. De laatste twee interne partijen haalde ik met veel geluk 1.5 uit 2 terwijl ik verloren stond, maar dat gaf natuurlijk al te denken. Nu was ik na 3 zetten al out-of-book met een zijvariantje van wit, waarbij een pion wordt geofferd voor initiatief. Het kostte me wel de nodige tijd, maar het leek erop dat wits compensatie gelijk aan het verdwijnen was, totdat ik wits toreninval op c7 niet met genoeg wantrouwen bekeek. Ik moest dat bezuren met een schijnoffer. Wit offerde een kwaliteit op b7 en had daarna met De3-e4 een dubbele aanval op matveld h7 en b7. Stuk kwijt dus en na nog wat doorspelen gaf ik op.
Johan kon het vandaag ook niet bolwerken. In de partijanalyse zag ik dat zijn dame en loper allebei op de a-lijn volstrekt verkeerd stonden. Daarna is er nog een wat vaag T+L versus T+L eindspel uitgerold, met wit 2 pionnen meer, maar wel een triplepion. Met niet heel veel tijd over maakte Johan nog wat fouten en moest hij opgeven.
Bij Gerard ging de strijd lange tijd gelijk op toen zwart een niet zo handig paardschaakje uitvoerde. De koning van Gerard stapte naar het paard toe en toen moest dat paard weg. Dat had echter tot gevolg dat Gerard met een aftrekschaakje zwarts toren won. Dat punt was dus binnen... ware het niet dat Gerard dat nog bijna uit handen gaf. Hij offerde een kwaliteit terug en moest toen oppassen dat niet al zijn pionnen eraf zouden gaan (anders was het nog T+P tegen T geworden). Gelukkig kon even later een beslissende torenruil worden afgedwongen.
Het was dus aan Bart om er op zijn minst remise uit te halen. Wat er in die partij misging is mij niet duidelijk geworden. Ik meende dat wit heel goed stond, zeker na een paardinval via f7. Blijkbaar heeft dat toch te veel materiaal gekost. Na ruilen van dames en ander materiaal kon zwart consolideren en een eindspel van T+P tegen T met beiden nog een pion ingaan. Dat was nog niet heel makkelijk, maar zwart wist dat uiteindelijk toch te winnen.
We staan nu 8e, dus we zijn nog in degradatiegevaar. We moeten dus nog een plaats stijgen (en dan maar hopen, dat we geen slechtste nummer 7 worden).
Zuid-Limburg 3 (2046) | HSC 1 (2051) | 4 - 4 |
Marcel Frenken (2086) | Gachatur Kazarjan (2195) | 0 - 1 |
Laurin Perkampus (2033) | Ruben Venis (2136) | ½ - ½ |
Jozef Simenon (2228) | Bart Dekker (2147) | 1 - 0 |
Matei Govoreanu (1924) | Johan Wuijts (2089) | 1 - 0 |
Henk Temmink (2089) | Gerard van de Kerkhof (2028) | 0 - 1 |
Marcel van Haren (2070) | Pim Blijlevens (1922) | ½ - ½ |
Bart van der Zwet (1993) | Paul van Asseldonk (1945) | 0 - 1 |
Jack Vaassen (1945) | Hugo Faber (1949) | 1 - 0 |
Ronde 6 (3 februari): HSC 1 - Maastricht 1 (door Hugo Faber)
Ik was wat verbaasd toen ik na afloop van de wedstrijd het ratinggemiddelde van ons team met dat van Maastricht 1 vergeleek. 6 luizige puntjes verschil...en toch zo'n kansloze nederlaag! Misschien is dat gemiddelde van ons ook flink opgekrikt door de forse ratingsprong van Gachatur. In het vorige seizoen had hij in de wedstrijd tegen Maastricht nog een rating van 1818...
Het ging vanaf het begin af aan slecht met ons en ik nam daarin het voortouw. Mijn vorm laat nogal te wensen over de laatste tijd, dus besloot ik om mijzelf maar een aan het staartbord te plaatsen. Mijn opening verliep niet goed en na een aantal "logische" zetten van mijn kant vroeg ik me af of ik nou met wit of zwart aan het spelen was (had dus wit). Mijn tegenstander kwam met f4, g5 en h5 op de proppen op de koningsvleugel en met een dame op h6 was zijn voornaamste dreiging om met pion op g3 te komen, waarna hij beslissend binnen zou vallen op h2. Ik kon daar niet echt veel tegenover stellen en moest dus eindelijk opgeven.
Kort daarna was er wel een meevaller in de winst van Paul. Die had een gewaagde lange rokade gedaan en wit ging dus aanvallen op de damevleugel. Ik heb begrepen, dat hij daarna wat krap in zijn tijd is gekomen en pardoes mindere zetten ging doen, waarna Paul de partij naar zijn hand kon zetten.
Wat Gerard deed is me een beetje aan de aandacht ontsnapt, maar dat kwam ook omdat hij - geconfronteerd met een tafel waarop maar krap twee borden konden - naar een plek vooraan in de zaal verhuisde. Daar zat hij iets comfortabeler. Het werd in elk geval remise en volgens Gerard was dat ook wel terecht.
Bart was in een Engelse opening de hele middag de onderliggende partij. Hij zal zeker ook gelijk hebben gestaan, maar dat was dan ook zo'n beetje het maximale dat hij eruit kon halen. Wit viel in een eindspel met de dame binnen en dat kostte Bart te veel materiaal.
Johan was een van de partijen waarin ik (en met mij ook enige anderen waaronder Johan zelf) de hoop had dat hij zou gaan winnen. Helaas deed hij een slechte zet, daarmee zwart de gelegenheid gevend om met een pion naar b2 te marcheren. Johan moest zijn toevlucht zoeken in schaakjes en hopen op een eeuwigschaakmechanisme. Maar zwart kon eenvoudig zijn dame als bescherming gebruiken tegen de schaaks. Na het ruilen van zwarts dame bleef wits dame over tegen een op promoveren staande pion op b2 en zwarte loper en toren. Er waren nog wat schaaks over, maar toen die er ook niet meer waren, moest Johan opgeven.
Ruben heeft misschien ook wel meer gehad. Hij hechtte eraan om te vermelden dat de kwaliteit minder, die ik aan zijn kant zag, afkomstig was uit een offer dat niet uit nood geboren was. Hij had daar ook een ver opgerukte a-pion tegenover, dus wat Ruben zei leek ook wel gerechtvaardigd. Zwart richtte zijn pijlen echter op pion f2, won die en had daarna de belangrijke 2e rij binnen. Bovendien was er toen ook al tijdnood aan de kant van Ruben meende ik en werden zijn plannen om de
a-pion nog ten gelde te maken voorkomen.
De partijen van Pim draaien nogal vaak uit op toreneindspelen. Je zou dus bijna denken, dat hij een "kenner"zou zijn geworden, maar dat lijkt me toch niet mogelijk: ook op grootmeesterniveau heeft men moeite met toreneindspelen. In elk geval leek Pim het te gaan verliezen, maar hij wist met een torenzet een pat af te dwingen. Zwart had maar twee keuzes: slaan van de toren met zijn toren of weggaan met zijn toren, hetgeen een pion zou gaan kosten. Het werd dus een ietwat gelukkige remise.
Gachatur hield knap stand. Weliswaar moet hij een pion inleveren (maar ja, probeer het maar eens: met een geïsoleerde pion op het topbord spelen). Hij wist het uiteindelijk wel tot een lopereindspel te schoppen, met 2 pionnen voor wit versus 1 pion voor zwart. De witte pionnen waren niet verbonden en stonden niet ver uit elkaar, dus na het centraal zetten van zijn koning dwong Gachatur de remise af: het was voor wit niet mogelijk om door te breken of de pion van Gachatur te veroveren. Die gaf ten slotte zijn loper voor een pion om daarna met zijn koning de laatste witte pion op te kunnen halen. Remise dus.
HSC 1 (2028) | Maastricht 1 (2034) | 2½ - 5½ |
Gachatur Kazarjan (2148) | Michal Bodicky (2207) | ½ - ½ |
Ruben Venis (2147) | Nikolaos Sidiropoulos (2150) | 0 - 1 |
Bart Dekker (2158) | Jelmer Veltman (2148) | 0 - 1 |
Johan Wuijts (2037) | Hans Hoornstra (2079) | 0 - 1 |
Gerard van de Kerkhof (2030) | Maarten van Laatum (1982) | ½ - ½ |
Pim Blijlevens (1879) | Jasper Zilverberg (1983) | ½ - ½ |
Paul van Asseldonk (1895) | Frans Helmond (1908) | 1 - 0 |
Hugo Faber (1931) | Ilya Stetsenko (1817) | 0 - 1 |
Ronde 5 (16 december): Zuid-Limburg 4 - HSC 1 (door Hugo Faber)
Op 16 december was het weer tijd voor de traditionele reis naar het verre Klimmen tegen Zuid-Limburg 4. Volgend jaar mogen we ook nog uit tegen hun 3e, maar dan iets dichterbij, naar Stein. Zuid-Limburg 4 was – enigszins verrassend – de koploper.
Paul was als eerste klaar. De stukken stonden weer opgesteld in de beginstelling met de koningen in het midden. Remise dus. Geef je die man weer eens wit en dan krijg je dit :-) Ik vond zelf dat er weinig aan de hand was met zijn stelling, maar blijkbaar beviel de stelling Paul niet of dacht hij dat hij niet beter zou staan.
Gachatur was degene die ons op een voorsprong zette. Dit seizoen zit hij op een gemiddeld hoger bord dan het vorig seizoen, maar het is net alsof er hij er al enkele jaren speelt. Hij wist na wat manoeuvreren een belangrijke pion op d5 te veroveren en maakte het daarna snel af.
Johan had graag weer wit gewild na de vorige ronde, maar bij het maken van de teamopstelling bleek ik krap in de witborden te zitten, dus dat komt in de volgende ronde wel weer. Gelukkig ging Johan niet subversief te werk met zwart (om te demonstreren dat hij toch echt een witspeler is) en kreeg hij snel een stelling die ik als positief beoordeelde. Dat werd dus inderdaad een punt. Waarschijnlijk heeft Johan op de nieuwe ratinglijst de magische 2000-grens overschreden.
Zelf droeg ik vandaag niets bij, terwijl ik daar wel de mogelijkheden voor had. Na een Konings-Indisch in de voorhand van wit kreeg ik goede mogelijkheden. Het vinden van goede zetten kostte me echter veel tijd en ik werd ook nog eens geplaagd door 2x een WhatsApp-geluid van mijn telefoon (die ik niet goed had afgesloten). Achteraf bleken dat 2 apps over HSC 3 te zijn. Snel de telefoon uitgezet, voordat die echt zou afgaan. Door een verkeerde zet wist mijn tegenstander mijn stelling te openen met een torenoffer dat ik niet kon aannemen. Mijn stelling was direct penibel en enige zetten later moest ik opgeven.
Ruben had een wat verdachte stelling met de loper ingesloten in een pionnenstructuur met zwarte pionnen op d5-e6-f5, maar gelukkig wist hij zijn loper in elk geval kwijt te raken. In het eindspel ging het voor hem beter en met enkele pluspionnen wist hij met een T+P tegen T+L materiaalverhouding een torenruil af te dwingen die verdere tegenstand nutteloos maakte.
Nog 3 partijen aan de gang met nog voldoende spanning. We hadden 2 bordpunten meer, maar Gerard en Pim zouden hun partij naar alle waarschijnlijkheid gaan verliezen en dan was remise voor Bart dus niet voldoende om de wedstrijd binnen te halen.
Gerard verloor in een eindspel van T + L ongelijk met beide spelers verbonden vrijpionnen. De centrale vrijpionnen van zwart bleken sterker dan die van wit. Gerard gaf nog een voor hem opmerkelijke reden die de oorzaak zou zijn aanvankelijke mindere stelling: hij had TE VROEG gerokeerd!
Bart moest het dus gaan doen. In het begin leek hij groot voordeel te hebben, maar dat verwaterde. Na het slaan met een toren van de pion op f7 nam hij zijn toevlucht tot een schijnoffer door vervolgens de loper op g7 te slaan en vervolgens via een schaakje met de andere toren op de 7e rij zijn kwaliteit terug te winnen. Het resultaat: een dame-eindspel dat veel moeilijker voor zwart was dan voor Bart (die in elk geval remise door eeuwig schaak zou hebben). Na de pion op g6 te hebben veroverd kon zijn g-pion opstomen naar g7. Zwart liet ook zijn vrijpion naar voren lopen, maar die zou 1 zet later promoveren. Opgegeven dus.
Pim verloor halverwege de partij een pion en die zag hij niet meer terug. Het toreneindspel waarin hij terecht kwam werd nu eens voor de verandering geen remise.
Na dit positieve resultaat staan we weer een flink eindje boven de gevarenzone (plaatsen 8 t/m 10), maar we hebben nog wat ronden te gaan en we staan slechts 1 matchpunt voor op 3 achtervolgers.
Zuid-Limburg 4 (1947) | HSC 1 (2021) | 3½ - 4½ |
Paul Stuemer (2073) | Bart Dekker (2149) | 0 - 1 |
Sander Bachaus (1978) | Ruben Venis (2150) | 0 - 1 |
Jan Fober (1912) | Gachatur Kazarjan (2088) | 0 - 1 |
Guus van den Akker (1887) | Hugo Faber (1956) | 1 - 0 |
Leon de Vries (1952) | Gerard van de Kerkhof (2046) | 1 - 0 |
Barry Braeken (1963) | Johan Wuijts (1995) | 0 - 1 |
Ger Schaffhausen (1932) | Paul van Asseldonk (1894) | ½ - ½ |
Rien Seip (1878) | Pim Blijlevens (1892) | 1 - 0 |
Ronde 4 (25 november): Blerick 2 - HSC 1 (door Hugo Faber)
Eindelijk. In de vierde wedstrijd van het seizoen konden we weer over iedereen beschikken en boekten we ook een redelijk comfortabele overwinning, die gedurende de wedstrijd niet echt in gevaar is geweest.
Gachatur opende de score met een remise. Moest hij in zijn vorige zwartpartij (van 2 wedstrijden terug) nog aan de noodrem trekken, dit keer bleef hij makkelijk overeind.
Pim belandde - niet voor eerst - in een sneltreinvaart in een toreneindspel. Hij taxeerde dat als iets beter voor hemzelf vanwege een zwarte geïsoleerde pion van de tegenstander. Toen ik nog eens keek, bleek het nu Pim te zijn, die een geïsoleerde pion had. Er moet bij gezegd worden, dat het ook een vrijpion was. Natuurlijk was het toreneindspel weer remise.
Johan kwam wat minder geweldig uit de opening dan gedacht en kwam in een nerveus tijdnoodduel terecht, waarin hij nog vele zetten in een minuut moest doen. Zijn tegenstander plaatste nog een kwaliteitsoffer (ik weet even niet of dat wel of niet in de tijdnoodfase gebeurde), maar daarna was het voor Johan een kwestie van uitverdedigen.
Zelf kende ik ook een wat nerveuze partij, maar dat deed ik mezelf ook een beetje aan. Vrij onverwacht deed zwart een paard in de aanbieding en daarna vond ik het - met een stuk tegen een pion - toch wat lastig, maar dat kwam ook omdat ik mijn g-pion voor mijn kort gerokeerde koning had opgespeeld en daardoor moest oppassen voor trucjes. Na de 40e zet te hebben gehaald (leve het Fischer-tempo), maakte ik er de volgende zet meteen een eind aan door een dameruil te forceren.
Paul had het deze middag wat moeilijk, maar daar was hij zelf ook voor een deel voor verantwoordelijk. Na een korte rokade van wit, was er geen enkele reden om een ruil van wits loper tegen Pauls paard op h5 te versmaden. Enkele zetten later vond die ruil dan toch plaats, maar had zwart ook een (onnodig?) aantal damezetten gedaan. Misschien zou het verdedigen anders wel wat gemakkelijker zijn verlopen, maar ik moet oppassen, dat ik nu niet naar de uitslag toe redeneer. Paul verloor dus jammer genoeg.
Voor de rest zag het er wel goed: 1 bordpunt voorsprong en Bart en Ruben konden niet verliezen, alleen Gerard zou het dan niet moeten verliezen.
Bart kwam uiteindelijk tot een remise. Een flink deel van de middag zag het er goed op zijn bord: een open g-lijn met de zwarte koning in de vuurlinie en een tot h6 opgerukte witte pion, die het zwart lastig kon maken. Daarna heeft hij toch iets verkeerd gedaan, aldus Bart zelf. Ik keek weer een tijd later, maar toen was de stelling weer drastisch veranderd in een dame-eindspel, dat wel een eindspelstudie leek. Beide spelers hadden geen veilige koning, dus op winst spelen was niet mogelijk.
Gerard moest in zijn partij oppassen voor zijn hangende pionnen op c6 en d6, maar hij behield wel een materieel evenwicht. Later kon wit met een schijnoffer alsnog een pion winnen, maar hij zag dat niet, of dacht dat het niet goed was. Het werd dus remise en daarmee werd de winst veiliggesteld, want Ruben kon niet meer verliezen.
Ruben had immers al een groot deel van de partij een pion voorgestaan. Zwart probeerde in het eindspel een remise te forceren door eerst een schijnoffer van paard tegen loper te plaatsen, waar Ruben toch maar op inging en vervolgens met een h5-h4 de witte pionnenvleugel g2 en h3 te verzwakken. Prompt werd die pion geslagen door Ruben. Zwart sloeg terug met de toren en moest daarna vliegensvlug terug om de witte vrijpion (die op a6 stond) te blokkeren. Het was toen verloren, omdat zwart toen alleen nog maar zetten met de koning over had, waarmee alleen de eigen overgebleven pion kon worden verdedigd of wits andere pion op h2 worden tegenhouden en niet allebei.
Er zijn dus toch nog toreneindspelen die wel gewonnen zijn. Hiermee zijn we weer gelukkig van de laatste plaats af. We staan nu zelfs 7e!
Blerick 2 (1952) | HSC 1 (2021) | 3 - 5 |
Dragos Ciornei (2122) | Bart Dekker (2166) | ½ - ½ |
Wilfried Harff (2125) | Gachatur Kazarjan (2077) | ½ - ½ |
Dirk Bergmans (2013) | Ruben Venis (2146) | 0 - 1 |
Andre Krueger (1952) | Gerard van de Kerkhof (2054) | ½ - ½ |
Jorg Riekenbrauk (1905) | Pim Blijlevens (1890) | ½ - ½ |
Norbert Raygrotzki (1837) | Johan Wuijts (1975) | 0 - 1 |
Jose Alonso (1837) | Hugo Faber (1947) | 0 - 1 |
Maarten Toll (1822) | Paul van Asseldonk (1910) | 1 - 0 |
Ronde 3 (4 november): HSC 1 - De Drie Torens 1 (door Hugo Faber)
Ik hoopte dat we na onze wedstrijd tegen De Drie Torens van de hatelijke nul af zouden zijn en onze laatste plaats van de ranglijst zouden hebben verlaten. Dat is slechts voor ten dele gelukt: van de nul zijn we af. De hele tijd ging de wedstrijd gelijk op waarbij de laatste partij bepalend was voor de einduitslag.
We begonnen goed: Gachatur had zijn hele goede vorm uit zijn onlangs gespeelde toernooi in Hoogeveen mee teruggenomen. Hoe de partij precies ging is me een beetje ontgaan, maar de zwarte aanval op de koningsvleugel ketste af en Gachatur kwam met materieel voordeel uit de strijd, waarna ik spoedig een 1 op het wedstrijdformulier mocht opschrijven.
Gerard begon prima met het winnen van een pion op e6 (niet gepland door de tegenstander). Daarna werd zijn paard teruggedreven en kreeg zijn tegenstander compensatie voor de pion door de zeer slechte ontwikkeling van de witte stukken. Daar had hij zelfs nog wat meer uit kunnen halen, aldus Gerard.
Jean-Paul viel voor de derde keer in, maar hij wist met wit niet heel veel te bereiken. Hij offerde op een gegeven moment een stuk om nog op de koningsvleugel binnen te kunnen vallen, maar daar had hij weinig dreiging en zonder compensatie voor het stuk moest hij opgeven.
Ruben, eindelijk weer terug, had het niet zo makkelijk op bord 1. Om een koningsaanval te pareren moest hij wel een kwaliteit geven waarna een T+T-tegen-T+L-eindspel ontstond. Daarin wist Ruben de witte koning tussen de a-, b-, en c-lijnen op eeuwig schaak te houden. De eventuele vluchtvelden a2, c2 en d3 werden door de zwarte loper op b1 bestreken. Een toch nog aardige remise dus.
Zelf moest ik een dreigende bezetting van de c-lijn zien af te wenden. Als wit na ruil van enkele stukken in het eindspel die lijn zou weten te bezetten, dan zou ik na een inval van een toren op de 7e rij een naar, zo niet verloren, eindspel tegemoet kunnen zien. Ik slaagde erin om de verdubbeling van wits torens op de c-lijn te neutraliseren door ze tegen mijn torens te ruilen, zodat er een dame-eindspel ontstond. Daarin kon ik nog netto 1 pion winnen door zelf er 2 vanaf te laten slaan en mijn tegenstander 1. Daarna zou hij een vrijpion kunnen creëren en had ik ook geen verdere kansen. Met de bedenktijd die ik nog had, koos ik maar voor een directe remise door eeuwig schaak.
Pim kwam vrij snel in een pionneneindspel terecht waarin hij de onderliggende partij was vanwege wits gedekte vrijpion. Dit eindspel werd uiteindelijk remise.
Toen ik de stelling zag van Johan met een witte koning vroeg op e2, dacht ik eerst dat Gerard de zetten voor hem had gedaan, maar het was toch echt Johan. Het zag er uit als een Enge Variant, maar Johan bleek al rekening te hebben met zijn tegenstander en naar eigen zeggen bevond hij zich op theoretisch bekend terrein. Daarna kwam de out-of-bookfase en die heeft hij goed weten door te komen met uiteindelijk een stuk meer. In een T+L+P-tegen-T+L-eindspel spartelde zwart nog wel even tegen, maar dat mocht niet meer baten.
Met een tussenstand van 4-3 moest de partij van Bart de beslissing gaan brengen. Na een lang loopgravengevecht besloot Bart tot een schijnoffer met zijn paard. Dat was achteraf een verliezende zet. Het paard kon dus niet meteen teruggepakt worden. Het paard kon echter ook niet meer worden weggezet en het moest later zijn toevlucht nemen tot f2, gedekt door zijn andere paard. Daarna kreeg wit materieel voordeel door zijn toren tegen de twee paarden van Bart te ruilen. Uiteindelijk werd het een P+P-tegen-T-eindspel en nadat wit ook een vrije e-pion had gekregen was er geen houden meer aan.
Jammer. 4-4 dus. Er moet toch nog een tandje bij, want we willen geen 8e worden (dat zou degradatie betekenen).
HSC 1 (2036) | De Drie Torens 1 (1951) | 4 - 4 |
Ruben Venis (2146) | Wilbert Kocken (2037) | ½ - ½ |
Gachatur Kazarjan (2077) | Ad Feelders (1966) | 1 - 0 |
Bart Dekker (2166) | Rick Zegveld (2006) | 0 - 1 |
Johan Wuijts (1975) | Joost van den Bighelaar (1958) | 1 - 0 |
Hugo Faber (1947) | Huub Leemans (1950) | ½ - ½ |
Gerard van de Kerkhof (2054) | Jaap Weel (1931) | ½ - ½ |
Pim Blijlevens (1890) | Arnoud Jansen (1937) | ½ - ½ |
Jean-Paul Fransen (-) | Alex Olree (1819) | 0 - 1 |
Ronde 2 (7 oktober): Dubbelschaak '97 1 - HSC 1 (door Hugo Faber)
HSC 1 kent tot nu toe een van der slechtste starts aller tijden mag ik wel zeggen. 3.5 bordpuntjes zijn er bij elkaar geharkt. "Gelukkig" zijn er excuses waaronder het tweemaal moeten spelen met 2 invallers. Toch dachten we na het sterke Eindhoven uit de vorige ronde nu toch wat meer kans te hebben.
Pim stond na 12, 13 zetten al veelbelovend. Toen hij een witte loper op f6 zette, leek het net of hij een paard had geslagen, maar in werkelijkheid was het een stukoffer dat aangenomen moest worden vanwege de dreiging Dg5 en weldra mat. Daarna volgde het logische Dh6 en wij verwachtten dat wit verder zou aanvallen op de verzwakte koningsvleugel. Wits compensatie bestond niet alleen uit de verzwakte zwarte koningsvleugel maar ook uit de inactiviteit van diens stukken op a8-b8-c8. Toch bleef Pim lang nadenken. Waarschijnlijk vond hij geen 'geforceerde' winstweg en besloot hij daarna tot remise. Wel jammer, want tijdens de post-mortem bleek dat zwart het vele malen moeilijker had.
Gachatur kwam deze middag weg met een blauw oog. Wit plaatste een standaard centrumdoorbraak d4-d5 en kwam toen zeer goed te staan. Ik was bang dat de koning van Gachatur in het midden zou worden vastgehouden, maar hij heeft toch nog kunnen rokeren. Daarna heeft hij op de een of andere manier drie stukken weten te krijgen voor zijn dame. Enigszins verwacht werd er daarna tot remise besloten. Iets, waarmee beide spelers tevreden zullen zijn geweest. Wit, omdat de partij voor hem dreigde te ontsporen en Gachatur omdat hij uit een slechte stelling ontsnapte.
Zelf probeerde ik mijn tegenstander 'vast' te zetten, maar daar wist hij zich uit te ontworstelen. Op het moment dat ik voor mijzelf aan het overwegen was of ik remise zou willen ging ik lelijk de fout in. Zwart isoleerde een van mijn 2 torens op de d-lijn door daar een paard tussen te zetten. Een zet terug was dat nog geen dreiging, want het paard kon nog door mij geslagen worden en de ingesloten toren zou dan geslagen kunnen worden, maar zou 2 zetten later teruggewonnen kunnen worden. Nu kon zwart eerst met een paard terugslaan waarna zowel de toren ingesloten was, maar ook een ander paard van mij aangevallen. Dat kostte mij dus een stuk en de partij.
Jean Paul wist zijn partij te winnen en dat is voor hemzelf prettig, want dan weet je dat je op dit niveau zeker punten kunt pakken. Het zag er wel een beetje gevaarlijk uit bij hem, maar hij wist een paard op e3 te plaatsen met aanval op de torens op d1 en f1. Wit heeft dit waarschijnlijk onderschat, mogelijk in de veronderstelling dat hij door zijn dame op f2 te zetten kwaliteitsverlies zou kunnen vermijden. Het zwarte paard zou dan niet kunnen worden verplaatst op straffe van dameverlies. Die dame kon echter met de zet Le7-d8 worden gedekt, waarna het kwaliteitsverlies niet is te voorkomen.
Jean Paul won dus de kwaliteit en kon die later voordelig teruggeven, wetende dat eindspel met pluspionnen gewonnen zou zijn.
Johan speelde een goede partij tegen iemand die normaliter op een van de hoogste borden speelt. Hij wist zelfs een kwaliteit te winnen. Jammer genoeg moest hij door een fout die kwaliteit later weer teruggeven. In het resterende eindspel leek Johan nog iets betere papieren te hebben in verband met een mogelijke verste vrijpion. Helaas gooide de aanwezigheid van lopers roet in het eten. Als Johan loperruil zou hebben kunnen forceren, dan was het denk ik gewonnen geweest. Nu werd het remise, maar daar is Johan vast niet ontevreden mee.
Van de partij van Bart heb ik slechts stukjes gezien. Ik zag wel een onduidelijke stelling. Niet verwonderlijk dat er hier tot remise werd besloten.
Ik had Gerard een plaats op bord 2 gegeven in de wetenschap dat dit wel een sterk bord zou zijn. Daarmee wilde ik de 'pijn' van een mogelijke nederlaag een beetje verdelen. Aan de andere kant heeft Gerard voldoende ervaring om dit soort tegenstanders aan te kunnen. Op een gegeven moment verloor hij echter een kwaliteit. Voeg daarbij de macht van wits zware stukken over de h- en g-lijn (waarbij veld g7 steeds gedekt moest blijven) en het was duidelijk dat hij dit uiteindelijk zou verliezen.
Het was geen Faberdag deze middag, want ook invaller Retze moest eraan geloven. Hij blunderde materiaal weg en moest met een kwaliteit minder het eindspel in. Dat zijn hele vervelende eindspelen, want zelf kun je helemaal niets en je tegenstander kan weinig fout doen. Al wint hij niet in 10 zetten, dan wel in 20 of 30.
Snel vergeten maar en weer naar de volgende ronde.
Dubbelschaak '97 1 (1979) | HSC 1 (1964) | 5 - 3 |
Martien van der Meijden (2103) | Bart Dekker (2163) | ½ - ½ |
Peter Boll (2100) | Gerard van de Kerkhof (2065) | 1 - 0 |
Michel van der Stee (1955) | Hugo Faber (1968) | 1 - 0 |
Wil van Lankveld (1893) | Gachatur Kazarjan (1965) | ½ - ½ |
Rob van Meurs (1932) | Pim Blijlevens (1899) | ½ - ½ |
Brent Burg (2135) | Johan Wuijts (1980) | ½ - ½ |
Gilion Berkelmans (1869) | Retze Faber (1661) | 1 - 0 |
Arjan Schuurmans (1843) | Jean-Paul Fransen (-) | 0 - 1 |
Ronde 1 (16 september): HSC 1 - Eindhoven 1 (door Hugo Faber)
Tegen het gedegradeerde Eindhoven begonnen we met 2 invallers. Na eerder Ruben al had laten weten dat hij dan niet mee kon doen, moest ook Gerard onverwacht afzeggen. Aangezien dit niet de minste afzeggers waren, werkten de gevolgen door in de hele opstelling. Ik was deze dag niet al te optimistisch, maar de – verwachte – nederlaag viel wel erg groot uit.
Paul was het eerst klaar en met een nederlaag completeerde hij een ongelukkige week. Verloor hij eerst afgelopen dinsdag met zwart op snelle wijze van Johan, nu speelde hij te snel b7-b5. Na een logisch a2-a4 van wit, speelde Paul de pion maar naar b4, maar toen stapelden de problemen zich snel op. Met de zwarte koning vast in het centrum kostte Paul dit weldra zijn dame. Daar had hij nog wel 2 stukken voor, maar dat was vanzelfsprekend te weinig.
Invaller John speelde solide, zoals altijd, maar het valt niet mee om in deze klasse goed te blijven 'keepen' tegen een geroutineerde tegenstander (ik kan er na deze middag over meepraten). Uiteindelijk verloor hij. Misschien dat ik hem wit had moeten geven, maar dat is altijd achteraf gepraat...
Er zou nog meer ellende op ons afkomen. Johan had een toreneindspel bereikt en de gemiddelde HSC’er weet inmiddels dat dit soort eindspelen "altijd" remise zijn. Jammer genoeg pakte Johan iets te snel een zwarte pion op h7 in plaats van een stapje terug te gaan met zijn koning. Nu werd hij onaangenaam verrast door het d4-d3 van zwart. De zet daarna sneed zwart met zijn toren de e-lijn af voor de witte koning. Damepromotie viel daarna niet meer te voorkomen. Jammer. Als Johan de
pion op h7 niet had geslagen, dan had tegenstander Vosselman weinig gekund met een pion op d4 en een op d6.
Gachatur kreeg een wat naar bord, vanwege de afwezigheid van Ruben en ook omdat ik dat hem had beloofd. Naar, omdat hij tegen iemand moest met bijna 2300 en dan kun je wit hebben, maar dan blijft het nog een Herculestaak. Gachatur kon opponent Van Kooten niet echt verontrusten. Deze beroofde Gachatur geroutineerd van de eventuele witte aanvalskansen en wikkelde af naar een gewonnen eindspel.
Oud-lid Jean-Paul heeft al een tijd geen lange schaakpartij meer gespeeld, maar als je recentelijk het seniorentoernooi in Berkel Enschot met de maximale score van 6 uit 6 wint, kun je natuurlijk wel "iets" :-). Hij zette partij deze middag goed op, maar er kwam een moment, dat hij 2 stukken op f7 afruilde, wat hem een toren opleverde. Dat is principe dus geen goede ruil. Waarschijnlijk heeft hij daar een beoordelingsfout gemaakt, want in het eindspel verbeterde zijn positie niet.
Uiteindelijk moest hij dus opgeven.
Ik dacht dat Bart het – net als Gachatur – ook moeilijk zou krijgen, maar hij hield knap stand. Beide spelers hadden hun aanval opgezet: wit op links (damevleugel) en Bart op rechts (koningsvleugel). Ik heb er niet heel veel van gezien, maar ik geloof niet dat Bart echte problemen heeft gehad. Wit kwam nog wel met dame en toren op de achterste rij en dat leek gevaarlijk, maar het Helmondse/Gemertse bolwerk bleek te goed verdedigd.
Pim was eigenlijk de enige die deze middag een stelling had waar wel wat van viel te maken, zeker toen hij een kwaliteit won. Hij verloor echter onnodig nog een pion en toen was het met 2 pionnen en loper voor de kwaliteit een heel stuk minder duidelijk. Bovendien kon zwart ook nog een vrijpion maken.
Ik was als laatste klaar. Tegen oude bekende Jos Sutmuller opende ik ditmaal anders en probeerde hem in een damegambiet te krijgen. Hij deed wat anders, maar daar kwam ik eerste instantie goed uit. Toen ruilde ik echter de dames en toen kwam mijn zwarte pion op a7 in gevaar. Door een wit paard op c6 te planten kon die niet veroverd worden, maar wel door een tweede paard te laten aanrukken. Een hele tijd was of leek er niet veel aan de hand: ik stond met de koning dichtbij een witte pion op b5, dus de pionwinst van wit leek tijdelijk. Ik probeerde door pionnenruil een P tegen P+pi-eindspel te krijgen en dat lukte me zowaar, maar toch was het net verloren.
HSC 1 (1964) | Eindhoven 1 (2066) | ½ - 7½ |
Bart Dekker (2163) | Bas van de Plassche (2342) | ½ - ½ |
Gachatur Kazarjan (1965) | Luuk van Kooten (2278) | 0 - 1 |
Hugo Faber (1968) | Jos Sutmuller (2090) | 0 - 1 |
Johan Wuijts (1980) | Jan Vosselman (2041) | 0 - 1 |
Paul van Asseldonk (1919) | Jeroen van de Put (2023) | 0 - 1 |
Pim Blijlevens (1899) | Alessandro di Bucchianico (1957) | 0 - 1 |
John van Rooij (1854) | Hans Bosscher (1946) | 0 - 1 |
Jean-Paul Fransen (-) | Kiran Anginthaya (1848) | 0 - 1 |