Verslagen van HSC A
Ronde 5 (18 maart): HSC A - De Drie Torens A (door Hugo Faber)
Na onze verrassende overwinning in de vorige ronde tegen King A zijn we zowaar nog een kanshebber geworden voor de eerste plaats in de Hoofdklasse van de avondcompetitie. Nu is dat vooral een theoretische kans, maar toch… WLC A tegen King A in de laatste ronde kan nog heel spannend worden (voor ons). In die tussentijd moet je dan zelf wel op koers zien te blijven. De vorige keer waren wij het struikelblok, maar deze avond zouden onze Tilburgse tegenstanders dat ook kunnen zijn.
We begonnen in elk geval goed, met dank aan vaste puntenleverancier Gachatur. Hij begon weliswaar wat frivool aan de wedstrijd, maar gelukkig werden er een aantal stukken afgeruild en toen moest er weer “gewoon” worden geschaakt. Daarin dwong Gachatur stukkenruil af, waarna wits a-pion niet meer te houden was en hij bovendien ook nog een slechtere positie had.
Uiteraard had ik het voornemen om hier een punt aan toe te voegen. Ik was best wel een eind op weg en mijn tegenstander stond moeilijk en moest zich weren tegen mijn torens die over de d- en e-lijn heersten. Ik zag echter geen “killer”-move (ook in de analyse achteraf niet) en deed een minder optimale zet en zwart kon zich daarna loswerken. Uiteindelijk verkoos ik een remise door eeuwig schaak te geven.
Het was dus nu aan Johan en Pascal om de wedstrijd tot een goed einde te brengen. Bij Johan zag het er al vrij snel remiseachtig uit, dus dat er remise uit kwam verbaasde me hier niet.
Bij Pascal maakte ik me iets meer zorgen omdat ik me afvroeg of hij met de pionoffervariant, die hij altijd speelt, dit keer voldoende compensatie zou krijgen. Ik heb er – vanwege het analyseren van mijn partij – weinig meer van meegekregen. Ik hoorde achteraf wel dat Pascal remise had aangeboden en dat dit was aangenomen.
Na deze ietwat krappe maar toch bevredigende winst (zonder verliespartij) kunnen we met een goed gevoel de laatste ronde ingaan!
HSC A (2054) | De Drie Torens A (1991) | 2½-1½ |
Gachatur Kazarjan (2227) | Wilbert Kocken (2026) | 1-0 |
Pascal Boudewijns (1914) | Bert-Jan Panjoel (2002) | ½-½ |
Johan Wuijts (2025) | Huub Leemans (1930) | ½-½ |
Hugo Faber (2051) | Rick Zegveld (2005) | ½-½ |
Ronde 5 (14 februari): KiNG A - HSC A (door Hugo Faber)
In mijn vorige verslag gaf ik aan stiekem te hopen op een nieuw "wonder van Tilburg". Laat dat nou gisteren op Valentijnsdag hebben plaatsgevonden! Het goede voorbeeld werd gegeven door Johan. In zijn partij leek de aanval van Johan op de damevleugel (waar een lang gerokeerde koning stond) veel minder kansrijk dan de witte aanval op de koningsvleugel. Johan is dat vast met mij eens en ook tegenstander Bram van de Berg zal tevreden zijn geweest. Hij liet een offer van loper tegen pionnen toe in de veronderstelling dat er geen eeuwig schaak in zat. Zie ook de volgende stelling:
Het is niet mogelijk uit het eeuwig schaak komen: 1. Ka1 Da3 en Bram moet nu of daarvoor tot zijn ontsteltenis hebben gemerkt dat als hij hiervoor zou kiezen, Johan na 2. Pa2 dames ruilt en vervolgens met zijn toren op e2 slaat! Hij berustte in remise. Hij had nog 2. Ka2 Da5+ 3. Kb3 kunnen proberen, maar zowel 3…. Db6+ als 3… c5 zouden voldoende moeten zijn voor remise.
Pascal was door Johan op een wat ondankbaar bord gezet: bord 2 tegen een zware tegenstander en dan ook nog met zwart! In elk geval heb je dan wel kans dat je favoriete openingsvariant op het bord komt. Die kwam er ook wel, maar het werd nooit een tactische stelling (iets wat Pascal ongetwijfeld graag gezien zou hebben). Wit bouwde het rustig op en Pascal kwam wat in de verdrukking. Toen hij onvermijdelijk een stuk zou gaan verliezen, gaf hij het op.
Gachatur speelt alweer een tijdje 1e klasse en is dus aardig gehard qua hoeveelheid tegenstand. Dat kwam hem in zijn partij tegen Sjoerd van Roon ook goed van pas. Ik dacht eigenlijk (als ik de pionnen goed had geteld) dat Gachatur gewoon een pion achter kwam te staan, maar hij herstelde zich knap en wist op de damevleugel binnen te vallen met dame en toren. Dat leidde snel tot een beslissing aangezien de toren van zwart buitenspel stond en hij met een onbeschermde en ongerokeerde koning op e8 kampte. 1½-1½!
Ik was inmiddels een kansrijke positie gekomen nadat ik zwarts Lxf3 beantwoord had met Lxf6. We sloegen allebei met onze g-pion terug en hadden dus allebei een verzwakte koningsvleugel. Ik taxeerde dit als wat gunstiger voor mij. Dat veranderde inderdaad in "gunstig" toen zwart in de fout ging met een nutteloze torenzet. Nadat we allebei ongetwijfeld nog het een en ander hebben gemist, wist ik met een batterij van dame en torens op de g-lijn en met hulp van een loper op b1 de zwarte monarch mat te zetten.
Dit was een mooie avond! Kampioen zullen we wel niet worden, maar we hebben ons in elk geval goed verweerd in de Hoofdklasse.
KiNG A (2226) | HSC A (2040) | 1½-2½ |
Sjoerd van Roon (2303) | Gachatur Kazarjan (2219) | 0-1 |
Alik Tikranian (2283) | Pascal Boudewijns (1917) | 1-0 |
Janko Huic (2121) | Hugo Faber (2027) | 0-1 |
Bram van de Berg (2195) | Johan Wuijts (1997) | ½-½ |
Ronde 4 (14 januari): HSC A - Checkmate A (door Hugo Faber)
We hebben in het nieuwe jaar ietwat teleurstellend geremiseerd. Dat is niet alleen vanwege het feit dat tegenstander Checkmate A een stuk lager in de poule stond, maar ook omdat we een snelle 1-0 voorsprong namen.
Nu was die voorsprong niet voortgekomen uit een goede sportieve prestatie, maar meer uit het niet meer op tijd kunnen arriveren van bord 2, Dirk Bergmans, wegens een zakelijke afspraak. Johan kon dus een punt bijschrijven. Mooi voor de verslaggever, dan hoeft die het daar ook niet meer over te hebben.
Gachatur kreeg eerst een gelijke stelling, waarin nog "niets” aan de hand leek, maar enige poos later was dat drastisch veranderd. Het terrein rondom de witte koning lag open. De winst liet nog enige tijd op zich wachten, maar wit heeft nooit een serieuze overlevingskans gehad.
Zelf kwam ik tot een ietwat moeizame ontwikkeling van zwarte stukken. Uiteindelijk kon ik mijzelf inclusief mijn wat matige loper wat lucht geven met het plan Kg8-h8,f7-f5 en e6-e5. Die pion op e5 bleef nog wel een zorgenkind, nadat mijn paard op c6 (dat die pion moest dekken) onder vuur werd genomen. Toen ging ik lelijk de fout in: bij het (op de verkeerde manier) proberen te profiteren van een penning verloor ik pardoes een stuk. Na nog enkele zetten ging ik mat.
Pascal, ten slotte, speelde tegen Marco van der Linden, die normaal op bord 1 zit. Pascal probeerde een Frans zijvariantje, waarbij je het centrum met een flankpion bestookt teneinde zelf een centrum te maken. Alhoewel de pionnenstructuur van zwart niet heel indrukwekkend oogde (geïsoleerde pionnen op b4 en b7) kon wit met zijn gesloten stelling daar niet veel tegen bereiken. Na dameruil kwam zwart via de a-lijn binnen, posteerde zijn toren op a2, die alleen gedekt stond door een – verder ongedekte – witte toren. De dreiging b4-b3 was niet meer af te wenden en zo moesten we ook dit bordpunt aan de bezoekers laten. 2-2 dus.
Volgende wedstrijd tegen koploper King A! Stiekem hoop ik op een wedstrijd zoals het 'wonder van Tilburg', waarbij Stukkenjagers met een elo-gemiddelde tegen de 2300 in een bekerwedstrijd in eigen huis werd verslagen… Of meer recent, zoals onze onverwachte ruime overwinning tegen het toch ook niet misselijke WLC A.
HSC A (1999) | Checkmate A (1950) | 2-2 |
Gachatur Kazarjan (2105) | Ray Briels (1908) | 1-0 |
Johan Wuijts (1956) | Dirk Bergmans (1997) | 1-0 R |
Hugo Faber (2009) | Raimund van Alphen (1901) | 0-1 |
Pascal Boudewijns (1927) | Marco van der Linden (1995) | 0-1 |
Ronde 3 (26 november): EGS A - HSC A (door Hugo Faber)
Een paar dagen na de nederlaag van HSC 1 tegen Maastricht ben ik alweer het wedstrijdverslag van de avondcompetitie wedstrijd van HSC A tegen EGS A aan het tikken. Gelukkig kan ik nu wat vrolijker nieuws melden. Het was een spannende wedstrijd, waarbij het helemaal nog niet duidelijk was waar het op uit zou draaien.
Zelf werd ik al na 4 zetten behoorlijk verrast. Dat kan dus zelfs als je al zo’n 50 jaar schaakt… Na de eerste zetten: 1.e4 e5 2.Pf3 Pc6 3.Lb5 Pf6 4.d3 speelde zwart hier 4...Pe7. Que?? Gelukkig hoefde ik geen ambulance voor mijn tegenstander te bestellen. 5.Pxe5 faalt immers op 5…c6 gevolgd door een dameschaak op a5 met stukwinst. De rest van de partij kende ook zijn opmerkelijke momenten. Na diverse onverwachte zetten van zwart werd mijn bewegingsruimte nogal beperkt en moest ik zetten doen die iemand als John van Rooij blijmoedig doet, maar ik niet: Pe1 en Dc1. Ik kreeg gelukkig nog een kans en kon mijn dame weer in het spel brengen gevolgd door een belangrijk schaak. Ik kon in een zeer explosieve stelling nog voor de winst proberen te gaan, maar durfde dat niet vanwege zware tegendreigingen en ik wilde niet net als afgelopen zaterdag opnieuw in de fout gaan. Ik verkoos dus remise door eeuwig schaak te geven.
Met een beetje goede wil zou je tot een conclusie komen dat de partij van Pascal de Nederlandse politieke situatie van het moment aardig weergaf. De stukken dwaalden over het bord en ze werkten niet samen. Uiteraard probeerde Pascal als rechtgeaarde 'premier' een eenheid van de zwarte stukken te smeden, maar dat lukte niet. Wit kon rokeren, terwijl zwart met een verzwakte damevleugel waar zich ook de zwarte koning bevond, bleef zitten. Op die vleugel werd Pascal ten slotte matgezet.
Inmiddels maakten Johan en ik ons zorgen over Gachatur. Waar was hij nu mee bezig? Het leek er even op alsof hij in een klassieke Siciliaanse Drakenvariant overspeeld dreigde te worden na het verlies van een belangrijk lijkende pion op d5. Maar plotseling werden de rollen omgedraaid, nadat Gachatur in plaats van een – gepend – paard terug te slaan eerst maar eens met de toren de pion op e7 sloeg. Deze pion bleek veeeeel belangrijker te zijn. Vanaf dat moment kreeg zwart met maar liefst drie dreigingen (hij had kort gerokeerd) te maken: met een matdreiging op e8 (als er 3 zware stukken op de e-lijn zouden staan, een mogelijke inval via de open diagonaal d4-h8 en met een aanval op de zwakke pion op f7. Gachatur voerde alle genoemde bedreigingen uit en via de laatste won hij de partij.
Johan ten slotte had een gelijke stelling gekregen met beiden nog de zware stukken op het bord. Hij ging door met het oog op de vermeende mindere stelling van Gachatur. De pionnenstructuur van wit was nou niet bepaald optimaal, met een triple c-pion als een van de zwakke punten. Na ruil van een dame en toren (dus met beiden nog een toren over) werd het voor Johan uiteraard wat makkelijker ook al omdat wit nog wel pionnen had, maar geen van die pionnen was verbonden. En zo haalden we toch nog een mooie winst en staan we – zowaar – bovenaan!
EGS A (1987) | HSC A (2028) | 1½-2½ |
Robin Verhoeven (2128) | Gachatur Kazarjan (2205) | 0-1 |
Jasper Kools (2004) | Johan Wuijts (1971) | 0-1 |
Pascal Graafmans (1945) | Hugo Faber (1980) | ½-½ |
Bart Plasmans (1869) | Pascal Boudewijns (1955) | 1-0 |
Ronde 2 (29 oktober): HSC A - WLC A (door Hugo Faber)
Na onze eerste povere ronde tegen WLC B kregen we nu hun A-team te bestrijden. Dat zou “dus” betekenen dat het wel eens een - in sportief opzicht - vervelende avond zou kunnen worden. Toch verliep een en ander boven verwachting. Op alle borden gaven we goed partij en WLC mocht nog van geluk spreken dat Pascal een winstvoortzetting tegen een – nog steeds – HSC’er Sebastiaan overzag, want anders was er geen enkel bordpunt naar Eindhoven gegaan.
Ik begin meteen maar met de partij van Pascal. Hij offerde met a2-a3 een pion en dat leek eerst op een schenking, maar hij bereikte toch dat Sebastiaan achteropraakte in ontwikkeling (en pionnen eraf slaan en niet rokeren... Bepaalde HSC-leden moet dit toch bekend voorkomen). In de stelling hieronder speelde Sebastiaan 1… Ph6?
Beide spelers misten hier totaal dat wit met 2. Lxd4 een stuk wint! Na 2...Dxd4 3. c3 moet de dame weg, maar moet ook veld a4 (in verband met een dameschaak) in de gaten gehouden worden en dat lukt niet meer: op 3...Df4 of Dg4 volgt 4. g3 en daarna 5. Da4+ en mat op de zet daarna. Ondanks deze gemiste kans bleef Pascal wel erg goed staan. Helaas ging hij later toch de fout in en verloor hij de partij alsnog.
Pim speelde een moeilijke partij, waarbij hij niet kon zeggen wie er nou beter stond. Even later werd hij aangenaam verrast omdat zwart plotseling een toren weggaf.
Ook Johan had een voor mij moeilijk te beoordelen partij. Ik wist dat tegenstander Rudy Simons (oud-HSC) een wat minder begin van het seizoen had (2x verloren extern en ook in de 1e ronde van de avondcompetitie). Ik was daarom redelijk optimistisch en Johan maakte dat ook waar en trok het eindspel naar zich toe.
Zelf moest ik tegen Sascha Kurt, een jonge tegenstander waar ik in een eerdere avondcompetitie nog van verloor na 40 zetten en vlag (nee, er is geen tweede tijdperiode). Ook nu werd het een spannende partij waarin hij op de koningsvleugel probeerde aan te vallen en ik op de damevleugel. Na wat ruilen was wits aanval verdwenen en kon ik mijn aanval vervolgen. Dat leidde uiteindelijk tot een D+T tegen D+L eindspel, dat na enkele zetten in mat eindigde. Ons optreden uit de eerste ronde hebben we dus weer mooi recht gezet.
HSC A (1933) | WLC A (2114) | 3-1 |
Hugo Faber (1971) | Sascha Kurt (2181) | 1-0 |
Pim Blijlevens (1819) | Robert Klomp (2053) | 1-0 |
Johan Wuijts (1982) | Rudy Simons (2057) | 1-0 |
Pascal Boudewijns (1959) | Sebastiaan Smits (2163) | 0-1 |
Ronde 1 (1 oktober): WLC B - HSC A (door Hugo Faber)
Op 1 oktober speelden we onze eerste avondcompetitiewedstrijd van het seizoen tegen WLC B. Omdat WLC de beschikking heeft over veel spelers, was het nog maar de vraag of het een echt "B"-team zou zijn. Hun opstelling bood in elk geval wel mogelijkheden.
Dit jaar doe ik weer eens als vaste speler mee en mocht ik tegen een voor mij bekende tegenstander. Jasper stelde zich wat terughoudend op in het Frans en ik deed daarop vooral "Franse" zetten en kwam snel beter staan. Ik liet een damewinst tegen 2 stukken lopen omdat het me ietwat "onduidelijk" oogde. Ik pakte een pion en veronderstelde dat wit moeilijk zou blijven staan. Dat was iets te naïef gedacht. Na een stukkenruil nam Jasper echter het laatste stuk niet terug, maar probeerde met zijn e-pion te lopen. Toen ik mijn – inmiddels – extra stuk op de e-lijn plaatste, zodat de e-pion niet meer gedekt kon worden, was het direct over.
Over de stelling van Johan was ik misschien wat te optimistisch. Hij won in de opening een pion, maar had daarvoor wel een dubbelpion. Daar kon hij ook nog wel van af, maar hij bleef toch nog met een zwakke d-pion zitten. In de volgende stelling gaat het mis.
Johan had hier 1. b4 gespeeld. Daarop volgde 1….Lxe4. Johan blunderde nu met 2. fxe4? Met als logisch gevolg 2…Txd3! (na 3. Txd3 volgt Dxe4+) en was het niet meer te houden. Na 2.dxe4 was wit slechts zijn extra pion kwijtgeraakt.
Het systeem dat Pascal speelde startte met Siciliaans, maar eindigde met een variant bekend uit het Frans. Op zich ook niet zo verbazingwekkend, want de zet b2-b4 beoogt in beide gevallen hetzelfde: ten koste van een pion een sterk centrum met wit innemen. Zoals het nu ging kwam de nogal eenzame witte pion op d5 van Pascal onder vuur te liggen van diverse stukken. Zwart ging daarna niet goed verder en liet Pascal pardoes d5-d6 doen, daarmee ook nog een stuk verliezend. De stukken op a1 en b1 van Pascal leken echter wel aan het bord vastgelijmd. Ze konden niet meer weg en wit werd verder in het nauw gedreven. Uiteindelijk ging hij door zijn vlag.
Pim, ten slotte, kwam moeilijk uit de opening en we (Johan en ik) konden ons niet aan de indruk onttrekken dat wit het Pim een stuk moeilijker had kunnen maken. Zoals het nu ging worstelde Pim zich eruit en bereikte een eindspel met een betere pionnenstructuur (tegenstander had geïsoleerde a-pion en 2 geïsoleerde c-pionnen). Toen de lopers werden geruild, kwam er – jawel – een toreneindspel op het bord! Traditiegetrouw werd ook dit eindspel remise en hadden we verloren. Daarmee ben ik ook ongedeeld topscoorder in ons A-team, maar ik had toch liever de wedstrijd gewonnen.
WLC B (1926) | HSC A (1933) | 2½-1½ |
Berend Ruben (2045) | Johan Wuijts (1982) | 1-0 |
Jasper Krenning (1866) | Hugo Faber (1971) | 0-1 |
Max Quintus (1884) | Pascal Boudewijns (1959) | 1-0 |
Nino Messaoudi (1909) | Pim Blijlevens (1819) | ½-½ |